Een graaf, jonkvrouw of kasteelheer. Wie wonen er op het kasteel?

Een kasteel was een tot vestiging uitgebouwd verblijf voor mensen van adel. Kastelen zijn vooral gebouwd in de middeleeuwen. In deze periode was het belangrijk dat je jezelf kon verdedigen tegen vijanden. Het kasteel was het centrum van rechtspraak en het bestuur. Maar hoe ging het leven er nu echt aan toe?

Waar staat het kasteel?

Waar een kasteel gebouwd moest worden werd met uiterste zorg uitgekozen. Het moest op een centrale plek liggen, waar je vanuit de torens een goed overzicht had van het land eromheen. Het werd gebouwd in de buurt van alle levensbehoeftes die een kasteel nodig had. Zo was het in de buurt van drinkwater, bouwmateriaal zoals bossen, in de buurt van rivieren en was het omringd met velden waar voedsel op verbouwd kon worden.

De bewoners

Op een kasteel woonde natuurlijk de kasteelheer met zijn vrouw en kinderen. Ze waren de belangrijkste mensen op het kasteel en woonde in de hoofdburcht. Ook woonden er edelmannen en vrouwen, bedienden en ridders. Het kasteel werd ook gebruikt voor de schildknapen, die ridders in opleiding waren, als school. Verder diende het als oefenterrein voor de ridders, woonhuis en werden de wapens er opgeslagen.

Het dagelijkse leven op het kasteel

Leven op een kasteel was niet luxe en kende weinig comfort. Glas was een luxeproduct, dus de ramen waren bekleed met houten luiken. Hierdoor blies de wind zo naar binnen en was het er altijd koud. De meeste mensen sliepen in de grote zaal op houten banken of matrassen gemaakt van stro.

De belangrijkste personen

De belangrijkste personen die op het kasteel woonde waren natuurlijk de kasteelheer en vrouw. De kasteelheer was de baas en besloot hoe zijn landerijen gerund werden. Wanneer de kasteelheer afwezig was, was de kasteelvrouw de belangrijkste aanwezige. Ze gaf de opdrachten over het huishouden van het kasteel. Ook hield ze toezicht op de landerijen in de buurt en zorgde dat alles goed geregeld en gerund werd in het kasteel. Verder spendeerde ze veel tijd met haar hofdames, waarmee ze borduurde, muziek maakte of aan het schaken was.

Bedienden van het kasteel

Een kasteel had heel veel bediende in dienst. Ze zorgden ervoor dat alles in het kasteel geregeld werd. Dat er genoeg voedsel op voorraad was, er reparaties uitgevoerd werden en het huishouden op orde was. Ze waren minder belangrijke bewoners en woonde in de voorburcht van het kasteel.